Keplinke pling
Dit is een tijd van boos gerucht
Van duivelswerk en grove klucht
Van zwarte pest en rode sneeuw
Kortom, dit is een middeleeuw
Mijn naam is Plunko, welbekend
En met mijn tokkelinstrument
Reis ik als minstreel door het land
Bij wijze van orale krant
Ons werelddeel beleeft vandaag
Naar ik verneem een Hunnenplaag
De onzen stellen zich teweer
De Hunnen winnen keer op keer
Keplinke plinke plinke pling
Vandaar dat ik mijn verzen zing
Keplonke plonke plonke plong
Met welbesnaarde tong
De winter kan hier ijzig zijn
Ik ga dan dikwijls naar het plein
Waar ik mij koester in de gloed
Die ketters branden reuze goed
Een edelvrouw had zich ontkleed
En vroeg de arts waaraan zij leed
Hij keek en sprak meedogenloos
Bijlo, aan kuisheidsgordelroos
Er is al vaak in Rotterdam
Gesidderd als de Noorman kwam
Hij is ontuchtig, wreed en slecht
En men verstaat niet wat hij zegt
Keplinke plinke plinke pling
Vandaar dat ik mijn verzen zing
Keplonke plonke plonke plong
Met welbesnaarde tong
Een Florentijn had kaart gespeeld
En is daarom gevierendeeld
Maar dat bedierf toch niet de pret
Hij speelt nu met zichzelf kwartet
Er is te Kortrijk, naar men zegt
Een heen-en-weerwolf neergelegd
In 't daag'lijks leven moet dit beest
Een veerpontschipper zijn geweest
Ik was een dagje in Rouaan
En trof zowaar Jeanne d' Arc daar aan
Die zich niet erg beleefd gedroeg
Toen ik haar om een vuurtje vroeg
Keplinke plinke plinke pling
Vandaar dat ik mijn verzen zing
Keplonke plonke plonke plong
Met welbesnaarde tong
Keplinke plinke plonke plong
Vandaar dat ik mijn verzen zong
Keplonke plonke plinke pling
Met welbesnaarde ting