Wij
wij zaten tegenover vreemde mensen in de tram
praatten onze dode ouders na
zochten een eigen stem
onze lijven werden aangeraakt door vreemde handen
wij verstijfden
blote voeten op de rem
wij zeiden sorry tijdens
telefoongesprekken
schrapen kauwgom van de straten
maar de vlekken bleven vlekken
wij starten opnieuw elke lente
ooit lang gespaarde centen
sieren tafels van terrassen in het centrum
we braken tanden op de woorden die we smoorden
zagen tantes veel te dronken worden
onze hoofden werden voller
verborgen ons in rokken tegen benen van gestoorde
moeders
we versloegen alle monsters in het donker
we zagen bliksem flitsen als de camera van God
die haar kinderen liet vechten om het laatste stukje trots
wij gingen slordig om met ons geluk
wij kusten elkaars harten stuk
verbraken banden met een ruk
haalden ophaalbrug omhoog
verrezen muren uit de stilte
hielden een stokkend betoog
en verdronken in de kilte
wij zijn de pauze tussen nummers
de spaties tussen woorden
de gangen tussen kamers
het moment voordat we hoorden
dat de liefde ingewikkeld is
dood niet te vermijden
wij zijn kotsende pubers
wij dronken alle pijn weg
ergens achterin ons hoofd
een onduidelijke stroop
een herinneringenhoop
mechanisme dingen knoop
wij worden wakker
nemen ons dapper voor
dat als we kijken in de spiegel
dat het deze keer niet stoort
wij verstoppen ons
onder capuchon van ons vest
willen mee met de rest
maar durven niet echt
struikelen over onszelf heen
verheffen onze stemmen maar
verspreken onze wensen
wij zijn meerdere mensen
wij zijn meerdere mensen
wij zijn meerdere mensen
wij zijn meerdere mensen
wij zijn meerdere mensen
wij zijn meerdere mensen